Falen was geen optie.
Zo voelde je dat. En dus deed je weinig, want het zou kunnen mislukken. Je stond als het ware stil.
Eigenlijk was je niet een kind, die speelde, die viel en weer opstond. Misschien wel letterlijk, maar te weinig figuurlijk.
Je durfde niet te proberen. Je miste de aanmoediging, je miste het geduld van je ouders.
Het vertrouwen wat zij in je hadden kunnen hebben, miste je.
En je had teveel aan afkeuring en scherpe zinnen die je gekwetst hebben.
Verlammend. Dus falen? Hoe dan?
Hierdoor sta je voorzichtig in het leven en raak je snel in paniek doordat je dan in heel je zijn voelt: ‘ik heb het niet goed gedaan!’
Alles wat we tegenkwamen, dat keken we aan.
En elke keer was het lastig om de feiten te aanvaarden.
Iets stond je in de weg.
Iets stond je in de weg om het vanaf nu anders te gaan doen.
Jezelf, zei je, denk ik. Ik denk dat ik mezelf in de weg sta.
Want falen? Hoe dan?
Elke keer dat je komt, werken we aan deze verhalen. Het brengt inzichten. En ondertussen werk ik aan je veiligheid. Ik voel het steeds meer stromen. Je stelt je steeds sneller open.
De ontspanning komt sneller.