Je wens was, om meer te voelen.
Je voelde dat je het leven niet echt leefde, want het leek wat langs je heen te gaan.
En daarom gingen we samen aan het werk.

Je bent al een aantal keren geweest en langzaam aan beginnen dingen te veranderen.

Je deelt gedurende het traject steeds vaker gevoelens-woorden.
Ik voelde me verdrietig, of ik voelde me geraakt.
Het doet je veel, dat voelen. Het is lastig om hiermee om te gaan en je gaat hierdoor in je hoofd zitten. Piekeren.

Ik vraag waar het piekeren dan over gaat.
In je hoofd ben je veel bezig met piekeren over vergeven.
Je vindt dat je vergeven moet kunnen voelen en dat lukt je niet.

Eigenlijk wijs je hier jezelf af.
Vergeven moet je voelen, anders is het een beslissing van het hoofd, dat is wat je vindt, begrijp ik uit je woorden.
Ik voel het niet dus ik kan niet goed vergeven, zoiets lijk je te denken.


Je vertelt nog iets anders, waar je jezelf in afwijst.

Je vindt dat je het niet goed doet, zoals het hoort, of zoals anderen het ervaren en voelen.
Je hebt dan over spannende momenten, die vele mensen herkennen en ook zodanig voelen.
Jij voelt het niet.
En daar vind je van alles van!
Ik vraag me hardop af, of iedereen dat altijd hetzelfde ervaart en voelt, en je knikt aandachtig.
Ik denk dat het verschil er mag zijn, zeg ik. En we besluiten dit verhaal dieper in te duiken, want wat gebeurde er, dat je niet voelde, of wat besloot jij als kleine jongen over voelen en waarom?

 

 

We komen erachter dat een ouder hier een bepalende opmerking over heeft gemaakt:
‘Jij toont nooit je emotie’.
Weer een sneer.

Blijkbaar is het pas goed als ik het toon, heb jij als overtuiging aangenomen.
Je voelt weer: ‘Ik doe het niet goed.’


We werken daarom met de kleine jongen die deze opmerking hoorde.

Wat heeft hij nodig?
Hoe kan hij zich in het nu veilig voelen?
Was het jouw behoefte, of die van de ander?

 

Want jij bent oke, gewoon als je bent zoals je bent.
Je bent namelijk precies goed, zoals je bent en dat ben je altijd al geweest!